‘Hiphop hoort bij het artistieke hart van Rotterdam’ – Aruna Vermeulen over de toekomst van het Hiphophuis in Rotterdam
Hiphop is veelomvattend – zo ook het Rotterdamse Hiphophuis dat lessen, events en Powertalks organiseert over dans, muziek, graffiti, mode en Zwarte cultuur. Sinds mei dit jaar heeft de organisatie zich gevestigd in het gebouw van Kunstinstituut Melly. Voordat het zover was sprak Ashley Swagers met medeoprichter en directeur Aruna Vermeulen, die zich hard maakt voor de erkenning van hiphop als zelfstandige kunstvorm.
Het Hiphophuis in Rotterdam is een plek waar de Rotterdamse hiphop-community samenkomt. Jong en oud, ervaren en beginnend: kunstenaars en artiesten uit de gemeenschap komen er om elkaar te inspireren en van elkaar te leren. Het gebouw waar het Hiphophuis in gevestigd is, bruist van energie en is een doolhof van gangen en zalen. Er is een gemeenschappelijke kantine, een kelder met muziekstudio’s, een opnameruimte voor video’s en zalen voor de danslessen. Die lessen worden niet gegeven door ‘docenten’, maar door kunstenaars en makers die zelf onderdeel zijn van de community en hun kennis willen doorgeven aan de jongere generatie. Hiphop is veelomvattend, net als het Hiphophuis. Er worden lessen, events en zogeheten Powertalks georganiseerd, gewijd aan dans, muziek, graffiti, mode en Zwarte cultuur.
Het Hiphophuis bestaat ruim twintig jaar. Het opereerde een tijdje onder de vleugels van de SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam), waarna het zelfstandig verder ging en zich vestigde aan de Delftsestraat vlakbij Rotterdam Centraal Station. Momenteel maakt het zich klaar voor weer een grote verandering: komend najaar zal de organisatie haar intrek nemen in het gebouw van Kunstinstituut Melly aan de Witte de Withstraat. Als directe buren zullen het Hiphophuis en Kunstinstituut Melly op zichzelf blijven staan maar inhoudelijke toenadering zoeken en waar mogelijk samenwerkingen aangaan. Ik ga in gesprek met Aruna Vermeulen, medeoprichter en directeur van het Hiphophuis, om het te hebben over deze verandering en over de positie van hiphop in het kunstveld.
Grootstedelijk en ongepolijst
Aan de Delftsestraat leidt een poort van geel beton je naar de huidige entree van het Hiphophuis. Rondom de poort staan woorden geschreven van dichter Ramsey Nasr in Rotterdamse straattaal: ‘Mi have een droom’. Ze zijn onderdeel van het gelijknamige gedicht dat gewijd is aan de immer veranderende stad Rotterdam. De woorden, uiteraard geïnspireerd op de beroemde woorden van Martin Luther King en door Nasr vertaald naar Rotterdamse straattaal, passen bij de hiphopgeschiedenis. De dynamische cultuur ontstond in de jaren zeventig binnen de arme Zwarte gemeenschap in de New Yorkse wijk The Bronx. Op straat kwamen jonge creatievelingen samen om met weinig middelen dans en muziek te creëren. In de jaren tachtig zou deze cultuur meer politiek en maatschappelijk geëngageerd worden en zich ontwikkelen tot belangrijke drijfveer voor de emancipatie van de Afro-Amerikaanse bevolking. Hiphop waaierde uit naar grote steden over de hele wereld, waaronder Rotterdam.
Het stukje Rotterdam waar het Hiphophuis nu nog gevestigd is voelt grootstedelijk en ongepolijst, alsof commercialisering hier nog niet de overhand heeft gekregen en er nog volop ruimte is voor creativiteit. Vermeulen helpt me van die illusie af: ‘De huren worden hoger, het centrum van Rotterdam is steeds meer voorbehouden aan de rijken. Ook onze huur werd verhoogd, waarna we genoodzaakt waren op zoek te gaan naar een andere plek. Er werd ons door een stichting een nieuwbouwplek in Rotterdam Zuid aangeboden, maar daar gebeurt al zoveel tofs. Daarnaast wilden we juist in het centrum blijven om te laten zien dat hiphop onderdeel is van het artistieke hart van Rotterdam.’
Voorheen werd het Hiphophuis gefaciliteerd door de SKVR. Ze konden bij deze onderwijsinstelling gebruik maken van een eigen ruimte waar lessen werden gegeven en waar ze een eigen programma konden vormgegeven. Toch voelde de SKVR voor Vermeulen en medeoprichters Lloyd Marengo en Bennie Semil uiteindelijk niet als de juiste plek om Hiphophuis verder te ontwikkelen, vertelt Vermeulen. ‘In de hiphop is kennis en context heel belangrijk maar die wordt je niet top-down opgelegd. Wat je kan en wat je weet wordt informeel uitgewisseld en gedeeld. Daarnaast wilden we dat er betaald kon worden middels pay what you want-tarieven en dat walk-ins mogelijk waren, in plaats dat iedereen zich van tevoren moest registreren. Dat kon destijds niet bij een instituut als de SKVR.’
In de hiphop is kennis en context heel belangrijk maar die wordt je niet top-down opgelegd. Wat je kan en wat je weet wordt informeel uitgewisseld en gedeeld.
Hiphop in het kunstveld
Toen het Hiphophuis in 2002 zelfstandig werd en op zoek ging naar een eigen plek, was het duidelijk dat het zich wilde verbinden aan de kunstsector en niet aan maatschappelijke organisaties. ‘Dat was omdat we voor onszelf een plek zagen weggelegd in de kunstsector. Veel kunstinstellingen kregen subsidies waarvan wij voelden dat hiphop daar ook recht op had. Andere hiphopinitiatieven, die zich wel hadden verbonden aan bijvoorbeeld buurthuizen, zagen we in de loop der tijd verdwijnen als gevolg van ander beleid. Wij hebben ons juist verder weten te ontwikkelen door ons in de culturele sector te wortelen’, legt Vermeulen uit. ‘Vanuit daar zijn we heel langzaam gegroeid, maar we zijn altijd dicht bij onszelf gebleven.’
Die houding heeft haar vruchten afgeworpen: er zijn de laatste jaren steeds meer samenwerkingen geweest tussen het Hiphophuis en grote kunstinstellingen, zoals Museum Boijmans van Beuningen en Kunsthal Rotterdam. Bij die tweede kwam bijvoorbeeld in 2019 de expositie Street Dreams – how hiphop took over fashion tot stand in nauwe samenwerking met het Hiphophuis. De curator van de tentoonstelling, Lee Stuart, en verschillende programmapartners werden aangedragen door het Hiphophuis. Zij zorgden ervoor dat de community betrokken bleef bij de tentoonstelling, onder andere door het organiseren van rondleidingen door ‘community-leaders’. Het was een groot succes, aldus Vermeulen. ‘In de Kunsthal zag de hiphop-community dankzij deze samenwerking onderwerpen langskomen waar ze van houden, met mensen die ze kennen, maar dan in een heel andere context. Dat werkt heel inspirerend.’
Op het moment werkt het Hiphophuis samen met Foam in Amsterdam, waar tot en met 8 september 2024 een retrospectief te zien is van fotograaf Janette Beckman getiteld Rebels. Beckman fotografeerde de vroege hoogtijdagen van onder andere de hiphopscene in Amerika. Enkele uitvergrote kopieën van de foto’s die door Beckman zijn gemaakt, worden gelijktijdig met de tentoonstelling in Foam getoond in het Hiphophuis.
Ondanks deze samenwerkingen merkt Vermeulen dat hiphop over het algemeen maar mondjesmaat wordt erkend als professionele kunstvorm binnen de kunstscene. Hun aanwezigheid is volgens haar vooral te danken aan de wens van veel gevestigde kunstinstellingen om hun publiek diverser te maken. Veel kunstinstellingen kunnen dat niet alleen en hebben daar organisaties zoals het Hiphophuis bij nodig. Je zou kunnen stellen dat dit de positie van het Hiphophuis in de kunstsector juist sterker maakt, maar Vermeulen merkt op dat er ook een zekere afhankelijkheid in schuilt, en daarmee kwetsbaarheid. ‘We zijn op het moment belangrijk in Rotterdam omdat wij mensen bereiken die de rest van de culturele sector niet bereikt. Dat wordt gezien als ons bestaansrecht, maar dat is een kwetsbare positie omdat het vrij weinig te maken heeft met de erkenning van de culturele waarde van hiphop.’
De kennis over hiphop en de archivering ervan is in de kunstwereld nog heel beperkt, vertelt Vermeulen. Ze benadrukt dat het belangrijk is dat hiphop als kunstvorm op zichzelf kan staan, en dat het Hiphophuis ook daarom erkenning verdient. ‘Maar dat lijkt nog niet doorgedrongen in de kunstsector.’ Graffitikunst, een prominente uiting van de hiphopcultuur, is in de museumcollecties amper vertegenwoordigd, al heeft Museum Boijmans Van Beuningen wel enkele werken van voornamelijk Amerikaanse kunstenaars in de collectie. Het zijn makers die worden gezien als pioniers binnen de graffitikunst: Blade, Quik, Seen, Zephyr, NOC167, Rammellzee. Maar Vermeulen vindt dat daar nog veel meer bij mag komen. Ondanks dat graffiti een kunstvorm is die bij ‘de straat’ hoort, vindt ze de archivering ervan in museale context belangrijk. ‘Hoe cool is het als we over vijftig jaar video’s en kunst van de huidige hiphopcultuur terug kunnen vinden in archieven en depots? Dit is belangrijk omdat hiphop, net als de andere kunstvormen, veel kan vertellen over de tijdgeest.’
Vermeulen vertelt over een videokunstwerk van kunstenaar en hiphop-videoproducer Kahlil Joseph, dat is opgenomen in de collectie van het Bonnefanten. Joseph verkocht zijn werk BLKNWS, een video-installatie met actuele en historische beelden uit de Zwarte cultuur onder voorwaarde dat het kunstwerk niet alleen een plek zou krijgen in het Maastrichtse museum, maar ook op twee andere locaties te zien zou zijn voor een breed en gevarieerd publiek. Het Bonnefanten koos het Amsterdamse OSCAM en het Hiphophuis uit, twee initiatieven voor en door Zwarte communities. In 2020 was de video-installatie op beide plekken te zien. Vermeulen vertelt dat deze samenwerking voor haar heel inspirerend was. Niet alleen werd het voor haar duidelijk dat hiphopkunst onderdeel kan zijn van een museumcollectie én toegankelijk kan blijven voor de community over wie het werk gaat, ook bevestigde het dat je als Zwarte kunstenaar mandaat hebt om voorwaarden te stellen.
De anekdote brengt Vermeulen op de Powertalks die worden georganiseerd vanuit het Hiphophuis. Het zijn, volgens Vermeulen, letterlijk empowering talks waarin de ‘culturele leiders en gamechangers’ uit de biculturele scene met elkaar in gesprek gaan, elke editie over een ander thema. ‘Het doel van de Powertalks is om de community bewust te maken van strategieën en kennis die kunnen worden ingezet voor het opbouwen van een eigen duurzame praktijk. Deelnemers krijgen handvatten om zich te wapenen tegen bijvoorbeeld diversity politics en hun agency te bewaken binnen de culturele sector.’ De Powertalks worden sinds 2019 georganiseerd en zijn middels videoregistraties terug te kijken in het online archief van het Hiphophuis.
De verhuizing
In september 2024 zal het Hiphophuis verhuizen naar het oude schoolgebouw aan de Witte de Withstraat, de plek waar tot voor kort kunstruimte TENT Rotterdam gevestigd was. De organisatie zal de hele begane grond van het gebouw overnemen. Het delen van het pand was een initiatief van Sofía Hernández Chong Cuy, voormalig directeur van Kunstinstituut Melly.
Binnen het spectrum van de kunstwereld lijken Kunstinstituut Melly en Hiphophuis elkaars tegenpolen: waar het Hiphophuis draait om beweging en learning by doing, gaat het bij Kunstinstituut Melly veelal om concepten en theorie. In het statige voormalige schoolgebouw aan de Witte de Withstraat klinkt nu nog de typische stilte die je verwacht bij een hedendaagse kunstruimte. Vermeulen hoopt dat de verschillen tussen de organisaties juist punten zijn waarop ze elkaar kunnen aanvullen en dat de ideologische overeenkomsten de basis vormen voor toekomstige samenwerkingen.
Als manier om elkaar beter te leren kennen gaan Melly en het Hiphophuis de komende tijd gezamenlijk de bookshop van Melly herinrichten. Het resultaat daarvan zal vanaf september te zien zijn in het pand aan de Witte de Withstraat.’ Verder zijn de concrete plannen voor samenwerkingen nog in ontwikkeling. ‘Maar de samenwerking zal langdurig zijn dus we hoeven niks te overhaasten en kunnen de tijd nemen om te verkennen, de ruimte te voelen en onze community mee te nemen in dit proces. Van daaruit kunnen we voortbouwen op onze gezamenlijke visies en ideeën.’ Vermeulen kijkt uit naar de nieuwe thuisbasis: ‘Het is een genereuze, ruimtelijke en inspirerende plek die ons ongetwijfeld gaat helpen met het visualiseren van nieuwe ideeën en projecten.’
Ashley Swagers
is kunsthistoricus en schrijver