Kunst en netwerk: Geert Lovink als activist, schrijver, criticus, uitgever, docent en nu ook professor
Hij was niet alleen een van de eersten die serieus werk maakte van de kritische analyse van het internet, hij is ook een van de meest volhardende. Al ruim dertig jaar volgt Geert Lovink ontwikkelingen op de voet, zoekt de spelers op en biedt ze een kritisch platform. Vanwege zijn benoeming tot hoogleraar Kunst en Netwerkcultuur aan de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam zocht Josephine Bosma contact met zijn netwerk voor een portret.
Met de benoeming van Geert Lovink tot hoogleraar Kunst en Netwerkcultuur hopen zowel de Universiteit van Amsterdam als de Hogeschool van Amsterdam internationaal toonaangevend te worden op het gebied van onderzoek naar de versmelting van het kunstenveld met de almaar verder oprukkende digitale sfeer. Als mediatheoreticus is Lovink binnen Nederland nog niet heel bekend, maar hij is wereldwijd een van de invloedrijkste critici van nieuwe mediatechnologie en -cultuur. Zijn benoeming kan daarom gezien worden als een flinke stap voorwaarts in de ontwikkeling van kunstkritiek en kunsttheorie in Nederland en de wereld. Centraal in het werk van Geert Lovink staan zijn onvermoeibare strijd tegen het buitenproportionele vooruitgangsdenken in de IT sector, een activistische verspreiding van kennis over mediacultuur en -technologie, en, last but not least, de emancipatie van het publiek. Ik spreek met een paar mensen uit zijn omgeving over de betekenis van zijn werk.
Vanaf het prille begin van zijn carrière lopen bij Geert Lovink activisme en academische werkzaamheden door elkaar. Begin jaren tachtig is Lovink, terwijl hij sociale en politieke wetenschappen studeert, actief betrokken bij de kraakbeweging. Hij is medeoprichter van het anarchistisch magazine Bluf! en hij vormt samen met onder andere bioloog en schrijver Arjen Mulder het schrijverscollectief Bilwet, de ‘stichting ter Bevordering van Illegale Wetenschap’1, dat bijvoorbeeld de kraakbeweging en het medialandschap in verfrissend speelse boeken ontleedt.2 ‘Bilwet beschouw ik als een klassiek voorbeeld van een third mind’, zegt Mulder nu over deze samenwerking, ‘Twee of meer mensen werken achter één beeldscherm aan dezelfde tekst en vormen zo samen de auteur. Bilwet was een zeer productieve en doortastende third mind. Om te beginnen moet je alle ego-pretenties overboord gooien, en dat deden [we] vrijwel probleemloos. Ook nu nog heeft Geert weinig last van ego en stelt hij het “project” op de eerste plaats.’3
Eind jaren tachtig is Lovink daarnaast medeoprichter van een uitgeverij (Ravijn), wordt hij redacteur van wat toen nog het tijdschrift voor videokunst Mediamatic was, en hij gaat radioprogramma’s maken. Vanaf 1987 tot eind jaren negentig maakt Geert Lovink voor de Amsterdamse piratenstations Radio 100 en Radio Patapoe Bilwet’s Portrettengallerij, een wekelijks programma met interviews en gesprekken met activisten, kunstenaars, en wetenschappers uit zijn netwerk. Bilwet’s Portrettengallerij is exemplarisch voor Lovinks onuitputtelijke drang naar het zo toegankelijk mogelijk delen van kennis, en kan gezien worden als een voorbode van zijn latere werk met het internet.
Dat internet leert Geert Lovink in 1989 kennen op de Galactic Hacker Party in Paradiso, Amsterdam, de eerste van nog altijd bestaande, vierjaarlijkse, grote hackerbijeenkomsten in Nederland.4 Geïnspireerd (co-)organiseert hij vanaf dat moment verschillende evenementen rondom de cultuur en politiek van het nieuwe netwerktijdperk.5 Dat begint met Wetware6 in 1991, en groeit met een reeks festivals over ‘tactische media’ genaamd Next5Minutes (N5M) (in 1993, 1996, 1999, en 2003) uit tot een internationaal invloedrijk fenomeen. Het netwerk dat Lovink in de jaren tachtig analoog is begonnen op te bouwen neemt nu semi-vaste vormen aan en breidt razendsnel uit. Er worden verbindingen gelegd met organisaties en individuen over de hele wereld, maar het sterkst is het netwerk in ‘Groot Europa’, het net ontsloten voormalig Oostblok meegeteld.7 In 1995 krijgt dit netwerk zijn weerslag in ‘nettime’,8 een collaboratief platform voor ‘netkritiek’ waarin elke e-mail naar een centraal adres tegelijkertijd naar alle leden wordt verstuurd. Geert Lovink beschrijft netkritiek als een praktijkgerichte vorm van kritiek, ‘een actieve, subversieve productie van discours, software, interfaces, sociale netwerken’.9 Voor hem is een passief reflectieve houding in deze tijd ondenkbaar en misschien zelfs conservatief te noemen.
De Australisch-New Yorkse schrijfster en denker McKenzie Wark maakte al vroeg deel uit van nettime. Gevraagd naar haar kijk op het werk van Lovink schrijft ze: ‘Geert begreep al vroeg dat het internet politiek, cultuur, maatschappij, en esthetiek zou veranderen. Dat dit een heroverweging vereiste van overgeleverde theorieën over media. Dat het experimentele praktijken vereiste om de mogelijkheden en grenzen van het mogelijke te vinden.’ Dat betekende dat je als onderzoeker en denker niet aan de zijlijn kon blijven staan. ‘Hij nam deel aan een hele reeks experimenten met mediakunst overal ter wereld. Er waren zoveel samenwerkingsprojecten, te veel om op te noemen. Hij was één van de mensen die de eerste opzet voor een kunstgeschiedenis van het netwerktijdperk schreef’.
Dat schrijven van kunstgeschiedenis bereikte een eerste hoogtepunt in 1997 bij documenta X (dX). De samenkomst van academische en activistische leden en kunstenaars bij nettime leverde een zeer levendige, soms bijna explosieve uitwisseling van ideeën en activiteiten op, die ook offline opvielen. Geert Lovink en Pit Schultz werden daarom gevraagd dX‘ experimentele onderdeel Workspace te vullen. Neue Nationalgalerie directeur Klaus Biesenbach was destijds één van de dX curatoren achter Workspace en licht de keuze toe: ‘Geert Lovink was een zeer belangrijke schakel tussen de hedendaagse praktijk, hedendaagse kunst en hedendaagse theorie, het digitale en het analoge denken over de maatschappelijke rol van cultuur. Hij deed baanbrekend en invloedrijk werk dat een hele generatie informeerde.’
Dat informeren gebeurde bij Workspace door de 100 dagen die dX duurde te verdelen onder tien groepen nettime-leden, allen werkend vanuit een geheel eigen perspectief of instelling. Zo leidde Marleen Stikker een groep uit Amsterdam onder het motto ‘We Want Bandwidth’, en organiseerde het Duitse feministische collectief Old Boys Network (OBN) de eerste Cyberfeminist International. Workspace was een zomer lang een hub in het nettime-netwerk waar on- en offline communities, publiek, en discoursen door elkaar liepen. Zo’n kruisbestuiving is essentieel in het werk van Lovink. Hij ziet het creëren van fysieke bijeenkomsten als onmisbaar onderdeel van een effectief netwerk, zoals kritiek en theorie in zijn ogen ook niet zonder activisme en onderzoekspraktijk rond mediatechnologie, infrastructuur, economie, cultuur, en politiek kunnen.
Bijeenkomsten organiseert hij tot op de dag van vandaag, telkens in andere samenwerkingsverbanden, meestal in de vorm van festivals en symposia. Aan het begin van het nieuwe millennium was er in deze reeks activiteiten echter heel even een luwte. Lovink zat in deze tijd in Australië, waar hij een PhD deed en vader werd.
Emilie Randoe, tegenwoordig manager bij overheidsprojecten rond informatisering, was in 2004 één van de mensen die Geert Lovink terug naar Nederland haalden. Dat gebeurde in het kader van een samenwerking tussen de HvA en de UvA, het Medialab Amsterdam, waar zowel HBO als WO studenten konden afstuderen op maatschappelijk georiënteerde projecten. ‘Toen ik in 2004 directeur werd van het Instituut voor Interactieve Media van de HVA moesten we from scratch een nieuwe vierjarige opleiding opbouwen’, vertelt ze. ‘Er waren in die tijd veel mensen bezig met internet, maar er was er eigenlijk maar één die de culturele en sociale toepassingen van internet in Nederland vanaf het begin gevolgd heeft vanuit een kritisch perspectief.’ Die ene was Geert Lovink, maar deze kwam wel met een wedervraag: hij wilde vanuit een apart instituut kunnen werken. Hij voorzag problemen met internationale samenwerkingen, aangezien begrippen als hogeschool en lector buiten Nederland zo goed als onbekend zijn. Na wat financieel getouwtrek kreeg Lovink zijn Institute for Network Cultures (INC). Randoe: ‘Toen Geert eenmaal binnen was, startte hij een stroom van interessante gasten uit het buitenland, van conferenties over opkomende onderwerpen met bijbehorende readers en eenmaal per twee à drie jaar de publicatie van een boek.’ Festivals en symposia als Incommunicado, Urban screens, Netporn, en A Decade of Webdesign waren memorabele bijeenkomsten, op voor de hogeschool en universiteit vaak bijzondere locaties zoals Trouw, Paradiso, of De Badcuyp in Amsterdam.
‘Ik heb veel bewondering voor Geert’, zegt Arjen Mulder over al die activiteiten. ‘Onvermoeibaar blijft hij lezingen, seminars, congressen, werkgroepen en wat al niet organiseren en hij geeft daarnaast ook nog eens ladingen boeken en boekjes uit en weet de jongste generatie aan te spreken en tot onderzoek en “kritiek” te stimuleren. Hij bewijst dat één actief iemand die zich niet al te veel van de regels aantrekt, meer tot stand kan brengen (en meer originele ideeën kan hebben), zelfs in een academisch of HBO milieu, dan dertig brave professoren met grote onderzoeksbudgetten en al.’ Toch heeft de erkenning in het academische circuit even op zich laten wachten. De omstandigheden zijn niet geheel duidelijk, maar het heeft menig buitenlandse bezoeker verbaasd. Nishant Shah, nu professor Global Media and Communication aan de Chinese Universiteit van Hongkong, was een van hen.
Shah verwachtte Geert Lovink op een veel hogere positie aan te treffen toen hij een tijdje bij Artez en de universiteiten van Nijmegen en Enschede werkte. ‘Toen ik naar Nederland kwam, dacht ik dat Geert Lovink erkend zou zijn als één van de wereldwijd meest toonaangevende en gerespecteerde stemmen [in ons] vakgebied. Het was een verrassing te stuiten op wat ik alleen maar kan omschrijven als het academische kastensysteem van Nederland.’ Shah verwijst naar het feit dat, ondanks dat Lovink vanuit een samenwerking tussen HvA en UvA naar Nederland is gehaald, het INC formeel deel uitmaakt van de hogeschool, een soort bureaucratische glitch die voor achterstelling zorgde. Shah: ‘Het feit dat zijn positie buiten de onderzoeksuniversiteit ertoe leidde dat mensen zijn werk actief negeerden, en de waarde van de netwerken die hij had opgebouwd en gecultiveerd niet erkenden, was nogal schokkend.’
Dat de erkenning er nu wel is, is voor een groot deel te danken aan de inspanningen van hoogleraar moderne en hedendaagse kunstgeschiedenis Christa-Maria Lerm Hayes. ‘De benoeming van Geert Lovink (..) laat zien hoe kunst en sociale en politieke actuele ontwikkelingen ondeelbaar met elkaar verweven zijn’, schrijft zij. ‘Meer en meer is kunst een veld (misschien hét veld) waar holistisch gedacht en de maatschappij geanalyseerd wordt – en waar strategieën ontworpen worden om met de verschillende crisissituaties in het heden om te gaan.’ Als voorbeelden haalt ze Lovinks onderzoek naar verdienmodellen voor kunstenaars en kunstcritici aan, en ook zijn inzet voor UkrainaTV, een tactische mediaproject dat het INC in samenwerking met De Waag ondersteunt.10
Marleen Stikker, directeur van De Waag, met wie hij sinds Wetware regelmatig samenwerkt, ziet Lovink hier in actie. ‘Geert heeft de bijzondere kwaliteit om heel concreet te kunnen handelen en heel abstract te kunnen denken’, schrijft ze. ‘In zijn betrokkenheid bij UkrainaTV laat hij zien dat zijn activisme ook nog steeds op scherp staat.’ Stikker ziet dat activisme als onlosmakelijk verbonden met Geert Lovinks steeds zwaardere kritiek op de ontwikkeling van het internet. Zijn inaugurele rede, Extinction Internet, is hier de culminatie van. Hierin stelt hij onder andere voor het internet helemaal af te breken om het verbeterd weer op te bouwen. Kleine ingrepen volstaan volgens hem niet meer om ons van grootschalige surveillance, fake news en andere ellende te verlossen. Voor sommigen is Lovink daarom een doemdenker, maar uiteindelijk gaat het er misschien gewoon om bij de les te blijven en niet bij de pakken neer te gaan zitten.
Geert Lovink wijst met Extinction Internet op de urgentie van het ontwikkelen van grootschalige ingrepen in onze digitale omgeving. ‘Ik vond zijn oratie erg grappig omdat het me opviel dat Geerts denkfiguren in de afgelopen dertig jaar niet veranderd zijn en direct voortkomen uit de methode Bilwet’, schrijft Arjen Mulder. ‘Je neemt een begrip – Extinction Rebellion – en dan kijk je wat er gebeurt als je daar een woord in verandert. Internet Rebellion zou er één zijn, maar daarvan is de afgelopen decennia gebleken dat het tot niets leidt. Extinction Internet klinkt daarentegen opeens weer opwindend en brengt de discourse mixer op gang.’
Lovinks oratie heeft de bestaande activistische voorhoede weinig te leren, maar richt zich op beleidsmakers en het grote publiek. Bij hen blijft de houding ten opzichte van de IT-industrie te passief en meegaand. Ook de kunstwereld blijft te veel achter de zaken aanlopen, uitzonderingen als Lumbung Space, het door kunstenaar Roel Roscam Abbing gebouwde onafhankelijke online platform voor Ruangrupa’s documenta, daargelaten.
Hopelijk kan Geert Lovink hier mede door de promovendi die hij begeleidt verandering in brengen. Nishant Shah schrijft dat, nu hij een paar maanden in Hongkong is, het nieuwe werk van Lovink over online platforms en memes al een aantal keer is aangehaald in onderzoekscolloquia. ‘De wetenschappers en activisten met wie ik samenwerk zijn enthousiast over het feit dat ik Geert ken, en we hopen dat we hem op bezoek kunnen krijgen om zijn expertise te delen.’ Met de internationale impact lijkt het dus in ieder geval al goed te zitten.
1 Internationaal is Bilwet bekend onder de naam Adilkno, een afkorting van the foundation for the Advancement of Illegal Knowledge.
2 Het archief van Bilwet/Adilkno publicaties (en meer) is gratis beschikbaar: https://networkcultures.org/bilwet-archive/
3 Alle quotes in dit artikel komen uit correspondentie met de auteur.
4 Volgende hackerbijeenkomsten werden en worden op een soort festivallocaties in de openlucht georganiseerd. https://en.wikipedia.org/wiki/Quadrennial_Dutch_hacker_convention
5 Lovink organiseert zelden evenementen alleen, maar gaat samenwerkingen aan. In het geval van Wetware en n5m was dat met curatoren, kunstenaars, en activisten als Franz Feigl, Marleen Stikker, David Garcia, Caroline Nevejan, en zowel gevestigde als alternatieve instellingen als De Balie, Paradiso, V2_, hackersclubs, lokaal televisiestation Salto, en de (toen nog actieve) Amsterdamse vrije radiostations.
6 In The ABC of Tactical Media van Geert Lovink en David Garcia beschrijven zij deze als toegankelijke publicatie- en communicatiemedia (bijv. consumentenelectronica en internet) die door mensen die zich buitengesloten voelen van het reguliere media aanbod worden gebruikt om zich nadrukkelijk te uiten of actie te voeren.
7http://subsol.c3.hu/subsol_2/contributors2/garcia-lovinktext.html Vanaf 1990 is Lovink actief in en rond het digitale netwerk voor kunst en cultuur dat George Soros opzet in het voormalig oostblok. Dit netwerk zou van vitaal belang blijken voor de opkomst van digitale kunst in Oost-Europa, waaronder voor het ontstaan van de net.art groep.
8 Nettime werd opgericht door Geert Lovink en de Berlijnse kunstenaar en internet activist Pit Schultz. Het is qua invloed vergelijkbaar met het tien jaar oudere The Well, een emailnetwerk met het zwaartepunt in Silicon Valley waaruit het bekende tijdschrift Wired voortkwam. Nettime zet zich nadrukkelijk tegen de Amerikaanse voorganger af door middels van een stevige omarming van de kritische tekst ‘The Californian Ideology’ van Richard Barbrook en Andy Cameron. Nettime heeft inmiddels verschillende lokale spin-offs, allen gearchiveerd. Voor de eerste, basisvorm van nettime kijk onder ‘nettime-l’. https://nettime.org/archives.php
9 Geert Lovink, Dynamics of Internet Culture, p. 102. https://networkcultures.org/_uploads/tod/TOD1_dynamicsofcriticalinternetculture.pdf
10 De studio van UkrainaTV is in Krakow, Polen, er zijn ook uitzendingen vanuit Amsterdam en elders https://www.intermedia.asp.krakow.pl/ukraïnatv
Josephine Bosma