
Op elkaars ritme — Open Studios 2024 Rijksakademie, Amsterdam
Van 30 mei tot 2 juni 2024 vinden de jaarlijkse Open Studios van de Amsterdamse Rijksakademie plaats. Een vijftigtal internationale kunstenaars tonen er de projecten waaraan ze tijdens hun tweejarige residentie werken. Het resultaat: een uiteenlopende presentatie met zowel verschillende werken, als opvallende gelijkenissen.
‘De Rijksakademie’, vertelt directeur Emily Pethick aan het begin van de press preview, ‘is in eerste instantie een plek waar kunstenaars de kans krijgen om gedurende twee jaar te werken aan artistiek onderzoek met een open einde.’ Hierin worden ze zowel bijgestaan door een uitgebreid team gespecialiseerd in verschillende technieken, media en disciplines als door een uitgebreide groep aan artistic advisors, die de makers op weg helpen bij het ontwikkelen van hun praktijk. Het resultaat hiervan is, aldus Pethick, een diverse waaier aan praktijken die de plaats van de kunst(enaar) in de wereld bevragen en gehoor geven aan verschillende hedendaagse bezorgdheden en problematieken.
Deze diversiteit aan praktijken is meteen merkbaar op de benedenverdieping van de voormalige Kavallerie-Kazerne. Voordat mijn ogen aan het gedimde licht van de lange gang kunnen wennen, hoor ik onheilspellende ambient muziek. Over de lengte van de gang zijn op ooghoogte kleine, zwarte luidsprekers bevestigd. Ze leiden de weg naar de studio van de in Zimbabwe geboren kunstenaar Shaun Motsi. Een televisischerm bevestigd aan de metalen muur bij de ingang van de studio toont INT. MASTERS HQ – DAG (2024), de video die bij de ongemakkelijke soundtrack hoort. In INT. MASTERS HQ – DAG zien we hoe een persoon in gekleed in een witte jas en met een eveneens witte, stijve, bob-achtige pruik achterdochtig door de gangen van de Rijksakademie loopt. De verontrustende sfeer van de video contrasteert met de minimalistische opzet binnenin Motsis studio. In een rooster in de vloer is een takje met kleine roos/paarse bloemetjes ‘geplant’. Aan de muur hangt een serie realistische schilderijen die stukken van een met hazelnoten ingelegde reep melkchocolade voorstellen. Samen vormen ze een buitensporig lange reep, die de lengte van het atelier overspant.
De combinatie van video, zintuigelijke prikkels en ‘klassieke’ media vindt weerklank in de praktijk van de Ghanese kunstenaar Martin Toloku, wiens atelier zich aan het einde van de gang bevindt. In een helder verlichte ruimte zijn zes hoge houten sculpturen in een cirkel geplaatst op een geurig tapijt dennenhout snippers. Dunne, langen mensenlichamen doemen uit het met spijkers en kabels bezaaide hout op. In het midden ligt een houten plaat waarin een viool is ingebed. Bovenop de plaat staan twee donkerrode danshakken. Dit is een verwijzing naar het kleine scherm dat aan de muur bij de ingang gemonteerd is. Daarin zien we zwart-witbeelden van een man, gekleed in een witte boxershort en een witte bivakmuts, terwijl hij een flamenco-routine uitvoert belicht door heldere, witte spots. De pilaren en videobeelden vormen een vreemd geheel dat zich zowel als verwant en als los van elkaar presenteert.
De rest van mijn bezoek verloopt volgens de met oranje bollen en pijlen uitgestippelde route. De luide, dissonante klanken van Bosnisch-Nederlandse kunstenaar Miloš Trakilović’s AI-gegenereerde lied bereiken me nog voor ik hun studio binnenwandel. In 564 tracks (Not a Love Song Is Usually a Love Song) (2024) gaat Trakilović met behulp van een zelfgemaakt AI model op zoek naar voorbodes van het uitbreken van de Bosnische Oorlog (1992 – 1995) in de popmuziek die tussen 1989 en 1992 gemaakt werd. Het resultaat is een drukke installatie bestaande uit liggende en staande speakers, gelige spots op statieven, en drie, leunende schermen waarop grijze spiralen te zien zijn die wervelen, verdwijnen en pulseren op de ongemakkelijke tonen van de oorlogsgeluid/ popsong-medley.
Dat het geluid van Trakilović me door de rest van de lange gang volgt is geen unicum. Veel residenten werken met geluid, waardoor haast elke studio voorzien is van een soundtrack. Soms is deze afkomstig uit de werken zelfs, maar vaker is het het geluid van de voorgaande installatie dat door de muren dringt. Het constante gezoem, gefluister en geknars maakt van Open Studios 2024 zowel een innemende als overprikkelende ervaring. Zo is Trakilović’ werk hoorbaar in Synthesized Forest (2024), een immersief werk van Indische kunstenaar Maksud Ali Mondal die de wanden van de studio beschilderde met een lichtgevoelig, groenig chlorofiel extract. Het geratel van Lisa Barnards SAFE WORD (2023/2024) overstemt enigermate Natalia Papaevas eveneens ‘geluidsgestuurde’ installatie.
Bij andere installaties zorgt de sonische dimensie voor een uitgesproken gevoel van harmonie. Dit is, bijvoorbeeld, het geval in het atelier van de Rotterdams/Barbadaanse schrijver en kunstenaar Ada M. Patterson. Met more afraid of not doing anything than doing something risky (or the hammeress in a state of disgrace) (2024) onderzoekt Patterson haar eigen nood aan en verlangen naar geweld. Bij de deur wordt er een kleine schets met een ouderwetse diaprojector vergroot geprojecteerd op de muur. Op de schets is een vrouw met lang, half-opgestoken haar te zien. Met een hamer in de hand kijkt ze bedachtzaam naar haar schaamstreek waar de blauwe schaduw van een penis zichtbaar is. Twee op doorschijnende stof gedrukte tekeningen hangen met haken van de studios houten steunbalken. Op de ene is een onthoofde figuur te zijn die met een opgeheven hamer hurkt op een vloer vol half ingeslagen spijkers. Op de andere kruipt een grote figuur met vier borsten op handen en voeten over water. Bij elke borst is de tepel vervangen door een weerhaak. Op de wand tegenover de eerste tekening wordt een geloopte animatie geprojecteerd. Een onthoofde vrouw jurk draait met gespreide armen in het rond met terwijl ze losjes een hamer vasthoudt. Haar bewegingen worden begeleid door ritmisch getik tegen een metalen pan. De terugkerende elementen, gelijkende vormelijke kwaliteiten, en het getik maken van Pattersons studio een harmonieus geheel die voor nodige rust zorgt te midden van de veelheid aan presentaties.
Een tweede hoogtepunt is Mandy Francas’ studio. In On Being Light and Liquid (2024) onderzoekt ze de gevolgen van langdurige ziekte op haar ervaring van de wereld en vrijheid. Haar werk bestaat uit een verschillende rechthoekige, snapshot-achtige schilderijen van wolken, waarvan de oriëntatie klaarblijkelijk omgekeerd is. Ze worden in onmogelijke horizontale en verticale kaders geplaatst, een verwijzing naar de liggende positie waarin de kunstenaar zelf verkeerde. De presentatie herinnert aan het essay On Being Ill (1926) waarin Engelse schrijver Virginia Woolf pleit voor een (her)waardering van ziekte als inspiratiebron. Weinig verhalen worden geschreven over hen die hun leven enkel via de lens van hun ziekte kunnen beleven, stelt ze vast, ondanks dat ze een veel voorkomende ervaring belichamen. Met haar uiterst verfijnd en fijngevoelig werk slaagt Franca de ‘horizontale wereld’ van de ziekte voor te stellen als een die het zien waard is.
Een laatste uitblinker was Nederlandse filmmaker Karel van Laeres performance Contact (2024). In het midden van Van Laeres studio staat een zwarte camcorder op een eveneens zwart statief. Het publiek zit tussen drie replica’s uit de collectie van de Rijksakademie en onder aluminium platen uit Van Laeres Deep Tissue reeks in een cirkel rond de camcorder. Gekantelde televisieschermen hangen in de hoeken van de studio. Hierop is eerst het aanvangsuur van de performance zichtbaar. Dit verandert echter wanneer Van Laere de camcorder aan zet. Plots zie ik mijn eigen handen op de schermen verschijnen. Het is een vreemd gevoel: ik kan mijn eigen lichaam en sieraden niet thuisbrengen. De camera blijft echter niet te lang stil staan. Met een luid geklik begint deze, op commando van Van Laere, in een cirkel te draaien. Steeds stopt die bij de handen van een andere toeschouwer. Net wanneer je aan de kuren van de camera begint te wennen, wordt je uit je comfort geslagen. Er beginnen namelijk mensen in beeld te komen die niet in de ruimte aanwezig zijn: een naakte man, iemand die een zwarte trui met een fluorgele rits draagt, een naakte vrouw. Volgens de schermen zit er zelfs een zwarte hond op mijn plaats in de beige zetel. Het is een spannende gebeurtenis waarbij je steeds op het verkeerde been gezet wordt en in en uit een verwachtingspatroon geduwd wordt.
Hetzelfde kan gezegd worden voor Open Studios 2024. De presentatie biedt een intrigerende en bijwijlen overweldigende ervaring, die alles doet behalve vervelen. In plaats daarvan brengt het een een diverse reeks artistieke praktijken die de Rijksakademies faam als creatieve broedplaats nogmaals benadrukken.
Rijksakademie Open Studios 2024 t/m 2 juni
Paula Rodríguez Sardiñas
is kunsthistorica, schrijver en redacteur