
De adem van de stad – Kimsooja in de Oude Kerk
In de Oude Kerk laat Kimsooja het licht tekenen, de ruimte spreken en het textiel herinneren. Het gebouw draagt geschiedenis in elke steen. To Breathe: Mokum nodigt uit tot een moment van vertraging, maar nog meer tot een gebaar van aandacht: voor wie er leeft, gestorven is, of even passeerde. Sander Bortier gaat kijken.
‘De Oude Kerk is voor Nederland wat de Turbine Hall van Tate Modern voor het Verenigd Koninkrijk is,’ zei iemand me ooit. Het zou kunnen kloppen: beide instituten organiseren de meest spraakmakende tentoonstellingen in een buurt die ooit het toneel was van collectieven, kunst in de marge en de opwelling van tegenbewegingen. Misschien ligt daar ook juist het verschil: de Oude Kerk beweegt mee met de onderstromen van de stad, haar geschiedenis, schaduw en glans. Als oudste gebouw van Amsterdam toont ze zich niet als decor, maar als geheugen in steen. Het tentoonstellingsprogramma reageert op die geschiedenissen van de wijk en het land. De Koreaanse multidisciplinaire kunstenaar Kimsooja doet dat nu op ravissante manier.
To Breathe: Mokum zou een ode aan het gebouw kunnen zijn: aan de gotische ribben van het eikenhouten tongewelf, aan de beschilderde florale motieven en glas-in-loodramen waarvan enkele de beeldenstorm overleefden en andere zijn samengesteld tot een quasi-abstract lappenwerk. Kimsooja bracht 44.000 lichtfilters aan op de niet-historische ramen en laat de architectuur zo meebewegen met het daglicht. Regenboogkleuren – of preciezer: de vijf kardinale tinten van het Koreaanse obangsaek – vangen het zonlicht en werpen het terug in zachte choreografieën. Het vraagt iets van de bezoeker: tijd is een essentieel element van het werk, van de ervaring. Toeval is dat ook.
Meer nog is To Breathe: Mokum een ode aan de inwoners van de stad, en haar meer dan 170 nationaliteiten. Voor haar gekende reeks Bottari (meestal vertaald als ‘bundel’), wikkelde Kimsooja kleding en textiel van Amsterdammers in stoffen omhulsels. Sommige patronen onthullen een afkomst – Indiaas, Ghanees, Marokkaans. Andere lijken een echo van de geschilderde rankmotieven in het koorgewelf.
Het bundelen van bezittingen weerspiegelt een leven in beweging: migratie, ballingschap, vertrek dat niet altijd een keuze was. Een bottari, zegt Kimsooja, is geen object, maar een toestand. Geen thuis als geografisch punt, maar als een staat van bewustzijn, van nabijheid. Elke stof draagt sporen van wat ooit was: troost, bescherming, maar soms ook lichtheid of feest. Kimsooja startte de reeks in 1992, tijdens een residentie bij MoMA PS1, New York, maar haar fascinatie voor textiel gaat terug tot de jaren 80, toen ze met kledingstukken van haar grootmoeder begon te werken. De bottari groeide uit tot een voortdurend motief – een teken van persoonlijke geschiedenis, vervlochten met het collectieve. Curator Harald Szeemann noemde het ‘het onderliggende theater van geboorte en dood – dat ieder mens beschouwt als zijn eigen plek.’
Tijd is een essentieel element van het werk, van de ervaring. Toeval is dat ook
Soms maakte Kimsooja bottari voor een overleden dierbare, of eens als eerbetoon aan de slachtoffers van de aanslagen in Brussel. Soms waren het performatieve interventies, in samenwerking met museumpersoneel. Soms reisden ze met haar mee – op de laadbak van een kleine vrachtwagen, waaruit Bottari Truck – Migrateurs (2007) voortkwam, nu te zien in FENIX. Herinneringen bewogen zo met de kunstenaar mee, verpakt in een wereld die haar ankerpunten verliest.
De bottari rusten nu op enkele van de 2.500 grafstenen die samen de vloer van de Oude Kerk vormen. De felle kleuren van het textiel contrasteren met het donkere arduin. Meer dan ooit word je je als bezoeker bewust van waar je op staat. In tegenstelling tot andere kerken – de Antwerpse kathedraal bijvoorbeeld, waar graven na Napoleons passage werden gehergroepeerd – bleven de doden in de Oude Kerk grotendeels op hun eigen rustplaats. Het grafregister, dat teruggaat tot de zeventiende eeuw, blijkt grotendeels accuraat. Wel behoorden de grafrechten vaak toe aan families, die er over generaties aanspraak op maakten. Sommige inscripties op de steen herinneren aan één persoon, terwijl anderen verdwenen zijn in anonimiteit. Het graf van Saskia van Uylenburgh is daar een voorbeeld van: een monument voor één, maar met de stilte van velen.
Misschien is een graf wel als een bottari: enkel de buitenste laag is zichtbaar, de familiegeschiedenis en -herinneringen verborgen. ‘Ik beschouw bottari als het lichaam zelf,’ zei Kimsooja decennia geleden. ‘De aanwezigheid blijft hangen, trekt zich terug, net als een lichaam. De stof is als onze huid.’ Het ademen – to breathe – voltrekt zich daarbinnen. De filters op de ramen zorgen voor een bundeling van de ruimte, gedicteerd door het verstrijken van de dag, waardoor het gebouw zelf lijkt te ademen. Hetzelfde doen Kimsooja’s spiegelinstallaties. Afgelopen zomer trok de installatie in de rotunda van de Bourse de Commerce, Parijs, talloze bezoekers. ‘De spiegel vervangt het lichaam, observeert en reflecteert de ander,’ zei ze toen, waarbij de ‘blik als naaigaren heen en weer beweegt.’
Misschien is een graf wel als een bottari: enkel de buitenste laag is zichtbaar, de familiegeschiedenis en -herinneringen verborgen

Waar de naald pauzeert
Wie het kerkje van Louise Bourgeois in Bonnieux bezocht, of dat van Ann Veronica Janssens in Grignan iets verderop, is misschien geneigd te denken dat Kimsooja’s installaties monumentaal zijn, in vergelijking met de delicate intimiteit in Zuid-Frankrijk. Dat zijn ze ook, maar bij Kimsooja is schaal nooit een doel op zich. Ze zoekt het samenspel tussen hemel en aarde, tussen licht en lichaam. ‘Ik wil graag werken creëren die net als water en lucht zijn, die je niet kunt bezitten maar die je met iedereen kunt delen,’ zei ze toen ze tentoonstelde in Parijs. Het resoneert met wat John Dewey in 1934 schreef in Art as Experience: kunst als de bemiddeling tussen het individu en de wereld – de gemeenschappelijke grond van menselijke ervaring.
Kimsooja’s genereuze houding van het niet-doen, het niet-interveniëren staat daarbij centraal. Ondanks de artistieke ingreep is het het zonlicht dat de architectuur transformeert, dat de ruimte beschildert zonder gebruik te maken van een penseel. Zelfs over haar bottari zei ze, verwijzend naar het traditionele gebruik van het bundelen van bezittingen: ‘de bottari was al in mijn studio voordat ik eraan werkte. Het viel me alleen niet op.’ Het meest sprekend is die conceptuele houding te zien in haar videoperformances A Needle Woman (1999-2001): een stilstaand lichaam, haar rug naar de camera, midden in de drukste straten ter wereld, onder meer in Havana, Lagos of Sana’a. Geen actie, enkel aanwezigheid. Ze wordt de naald, het passerende publiek de draad. Persoonlijke achtergronden en narratieven rijgen zich aaneen zonder uitgesproken te worden.
Ook haar naam is een weefsel. Door haar voor- en achternaam te combineren, wilde Kimsooja conventionele identificaties zoals geslacht, burgerlijke staat, sociaal-politieke of culturele en geografische identiteit vermijden. Maar toch is het interessant om de biografie naast de artistieke keuzes te leggen. Kimsooja groeide op in een katholiek gezin; haar eigen spirituele achtergrond beschreef ze nadien als complex, met invloeden van het boeddhisme en confucianisme. In haar permanente installatie in de Kathedraal van Metz (2022), ook in Frankrijk, komen die sporen samen: glas-in-lood met diamantpatronen die verwijzen naar de Boeddhistische connotatie van zelfontplooiing, ingebed in een katholiek ritueel kader.
De bottari zijn geknoopt met een dubbele kruisvorm: snel, stevig, gemaakt voor beweging. In haar vroege textielwerken uit de jaren tachtig verschenen soortgelijke kruisstructuren, als studie van horizontale en verticale structuren van de wereld. De stoffen die nu over het koorgestoelte van de Oude Kerk hangen, lijken aan deze werken te herinneren: zoals The Earth uit 1984, in de collectie van het National Museum of Women in the Arts in Washington D.C., waarin naald en draad het universum verkennen. Een jaar eerder, toen ze nog schilderkunst studeerde, naaide ze met haar moeder een traditioneel dekbedovertrek. Een vaak herhaald citaat is dat ze toen een elektrische schok ervaarde, ‘vanaf dat moment begreep ik de kracht van naaien: de relatie tussen naald en stof is als die tussen mijn lichaam en het universum.’
In de intussen verwijderde installatie To Breathe: Leiden, werd het water van de Leidse Oude Vest de draad; de bogen erover de cyclische bewegingen van de naald. Ook toen een ode, aan het textielverleden van de stad, dat vanaf de zeventiende eeuw een nieuwe impuls kreeg door de kennis en technieken van vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden.
To Breathe: Mokum is opnieuw een subtiel eerbetoon aan migratie, als iets dat bijdraagt of verrijkt. Kimsooja neemt geen sociaal-politieke standpunten in, maar door het niet-doen is de intentie, opnieuw, eens zo duidelijk, zeker in deze tijd. Haar werk strijkt nu neer in een plek van vertrek en aankomst, zoals de tentoonstellingsbrochure omschrijft. Zeelieden, kunstenaars en reizigers bleven er even, anderen langer, op zoek naar veiligheid en kansen, maar met vakkennis en handelsnetwerken. Een stad is altijd wat ze is door de geschiedenis, maar ook door uitwisseling, door het toekomen van mensen en hun bezittingen. Misschien is de stad ook wel een bottari – de buitenkant zichtbaar, de ware structuur zorgvuldig opgevouwen in haar binnenste.
De tentoonstelling To Breathe: Mokum van Kimsooja is t/m 9 november te zien bij de Oude Kerk
Sander Bortier
is kunsthistoricus