
Het een bestaat niet zonder het ander – DAUWPUNT bij Drawing Centre Diepenheim
In de tentoonstelling DAUWPUNT staat de wens om mens en natuur op een zachte manier met elkaar te verbinden centraal. De kunstenaars bevragen hoe die verbinding werkt, hoe we het kunnen verklaren en er zelf onderdeel van zijn. Spiritualiteit, natuurkundige fenomenen, wiskundige verhoudingen en mythische verhalen worden daarbij als uitgangspunten genomen.
Voorafgaand aan de tentoonstelling bezochten de kunstenaars onder meer de witte wieven kuil in Lochem. Die mythe heeft een sterke overeenkomst met de concrete opbouw van de tentoonstelling. De witte wieven zijn geestachtige vrouwenfiguren die in de duisternis in nevelgedaantes verschijnen. Ze zweven over het landschap en zouden mensen meelokken. Deze witte wieven zijn in feite de mistbanken die ontstaan op het moment dat gecondenseerde waterdamp zich laat zien als nevel, de transitie van onzichtbaar naar zichtbaar. De manier waarop de nevels in afzonderlijke langgerekte lagen boven elkaar zweven, flarden die overlappen en elkaar af en toe vinden en aanraken, zich vermengen en weer uit elkaar getrokken worden, is precies hoe ook de tentoonstelling is opgebouwd. Er zijn 68 werken gepresenteerd van vijf verschillende kunstenaars, uiteenlopend van keramiek en muurschilderingen tot textiel en papieren objectjes. Ondanks alle verschillen hebben de werken sterke overlap; ze lijken naadloos in elkaar over te lopen, zijn naast elkaar opgesteld, tikken elkaar aan en gaan soms zelfs in elkaar op.
De ruimte op de begane grond van het Drawing Centre stuurt me naar verschillende hoeken, naar persoonlijke altaartjes en besloten plekken die doen denken aan een gebedsruimte. Ik zie een fijne tekening van een schip dat wat verstopt achter een fragiel papierwerk hangt. In een hoek is een muurschildering van lichtblauwe vlammen, midwinterhoorns van glanzend hout, een schilderij van een fiere bloem in een mysterieus donker decor en weer zo’n fragiel uitgeknipt papierwerkje. Een geheel van tekeningen, hangende en draaiende papierwerkjes, een keramieken potje in gehaakt oranje draad tegenover een muurtekening van roze wollige zaadcellen met neuzen en monden. In plaats van na te denken over waarom deze werken zijn samengebracht, wat het verband zou kunnen zijn of welk verhaal ze samen vertellen, ga ik enkel op in al die aan elkaar geregen beelden. Ik heb helemaal niet de neiging om onderlinge relaties te ontdekken. Het is bijna alsof er iets niet klopt aan die vanzelfsprekendheid, alsof het niet mag bestaan zonder duiding. Daar ontdek ik mijn verbazing; in de fascinatie voor de samenstelling en de verbondenheid van alle werken, in het niet hoeven identificeren van wat ik zie maar het laten zijn als geheel.
De papieren werkjes in de opstellingen zijn van pietsjanke fokkema. Ze tekent, knipt, plakt, borduurt, haakt en voegt samen. Het zijn stuk voor stuk kleine subtiele werken, gemaakt vanuit het idee dat alles verbonden is met alles. In de presentatie wordt dat idee versterkt door de verbinding met het werk van de andere kunstenaars. Hoe kijk ik hiernaar, hoe werkt mijn beleving, vraag ik me af terwijl ik naar haar werk kijk. Eenzelfde soort vragen gebruikt de gastcurator Lieneke Hulshof als rode draad in de tentoonstelling; hoe kijken we naar de wereld, hoe werkt de wereld, hoe werkt de natuur. Hulshof en fokkema werkten eerder samen en deze tentoonstelling is een logisch vervolg op hun eerdere projecten. In DAUWPUNT zetten ze wederom mens en natuur centraal, en is het terugkerende thema verbondenheid goed merkbaar. Ook in de samenwerking met alle kunstenaars is die verbinding sterk te voelen. Tijdens een periode van vijf maanden ontmoetten de kunstenaars elkaar meerdere keren in Diepenheim, zijn ze samen door het landschap getrokken, en hebben ze bijzondere plekken in Twente bezocht.
Zo zag Fiona Lutjenhuis de nevelgedaantes terug in de sporen van paddenstoelen. Ze stelde zich de witte wieven voor, in de kuil, terwijl ze samen transcenderende thee drinken gemaakt van zwammen. Lutjenhuis maakte een aantal muurschilderingen. Geen fijne potloodtekeningen dit keer maar schilderingen met verdunde verf die de aanzet en de kwaststreken laten zien. Een hele muur is gevuld met grote patronen en gebaren in groen en feloranje, met slingers van blaadjes en bloemen. In bloemkransen zijn nimfen afgebeeld in een veld vol madeliefjes, en een vijfkoppige gedaante in een lange jurk omringd door wolkachtige spookwezens. Afgehakte hoofden en losse oogbollen, duisternis en natuur, prachtige bloemen en bovennatuurlijke wezens. De religieuze overtuigingen die Lutjenhuis meekreeg van haar ouders en de sekte waar zij lid van waren, vormden een onzekerheid droom en realiteit, waar en onwaar. Haar werk raakt aan iets bekends maar blijkt, zodra de toeschouwer dichterbij komt, een eigen verhaal te zijn, doordrenkt van die wrijving tussen fantasie en realiteit.
Maga Berr werkt met tactiele en symbolische materialen zoals textiel en klei aan beelden waarin identiteit en spiritualiteit elkaar kruizen. Geïnspireerd door het verhaal van de witte wieven, maakte ze porseleinen bloemen met stekels, nagels, monden en penissen. Aanlokkelijk, seksueel en destructief, maar tegelijk ook kwetsbaar. Porselein is een lastig materiaal om mee te werken; het is kostbaar en breekbaar. De mythische beelden krijgen vanuit deze materialiteit nieuwe definities.
Berr richtte de achterste, wat besloten ruimte van het Drawing Centre in met muurschilderingen en keramieken figuren. Een groot feloranje symbool op de muur wordt omringd door slangfiguren. Het beeld vraagt om focus en nodigt zo uit om al je gedachtes los te laten. Voor de schildering staat een keramieken object met een tweekoppige figuur. Uit de pot steken reikende vormen die op de grond verder krioelen. Overal waar ik sta voel ik de beweging van de slangen en de ogen van de figuren, alsof ik midden in een ritueel ben gestapt. Alleen in de hoek van de ruimte kan ik alles in één oogopslag vatten en ben ik weer de toeschouwer op afstand.
Het werk van Jochem Mestriner lijkt eerst uit de toon met de werken van de anderen te vallen, maar de schilderijen blijken juist goed de verbondenheid van de natuur en de werken onderling weer te geven. Het werk doet denken aan moerasachtige taferelen: dunne lagen verf over elkaar heen, smeersels, onduidelijke vormen en gedempte kleuren. Het zijn mysterieuze scènes. Een van de schilderijen hangt op een plek waar vlekjes op de muur zitten. Dichterbij gekomen zie ik dat het geschilderde vliegjes zijn, de verf hier en daar uitgesmeerd alsof ze tegen de muur zijn opgevlogen. Verderop ligt een lijntje dode vliegen op de balustrade. Tegen deze achtergrond rijzen fiere, kleurige en frisse bloemen op, vol in het licht. Een grotere tegenstelling is bijna niet mogelijk. Mestriner schilderde de zonnedauwplant en een orchidee soort die al haar voeding vindt in ondergrondse schimmelnetwerken. Hij zag er een analogie met de witte wieven die je zowel konden helpen als tegenwerken. Zo kan de zonnedauw insecten lokken en tegelijkertijd een medicinaal middel zijn. De orchidee produceert prachtige bloemen, terwijl ze ondertussen een ander organisme uitbuit.
DAUWPUNT is niet een tentoonstelling waarin het gaat over de individuele werken, maar over een gedeelde ervaring van de kunstenaars als groep
Het werk van Dakota Magdalena Mokhammad is doordrenkt van symboliek die teruggrijpt op een gemengde culturele achtergrond met Slavische, christelijke en islamitische invloeden. Zwarte vogels, oud beddengoed, achtpuntige sterren en een lichaam op kippenpoten, verbeelden identiteit, transformatie én harmonie.
Voor een muurschildering van Lutjenhuis en Mokhammad hangt een textielwerk. Het is een groot vaandel van meerdere lappen fijne witte stof, rijk versierd met kant, bewerkte randjes en kwastjes. De voorste lagen stof zijn sierlijk vastgestrikt aan de zijkanten waardoor het werk zich opent en een uitnodigende inkijk geeft. Daar is een trotse figuur afgebeeld met enorme kippenpoten, zes borsten en een penis.
Het beeld verwijst naar een sprookje over Baba Jaga; een oude vrouw die leefde in het bos in een hut op kippenpoten. In de verhalen heeft ze een tweeledige rol: De ene keer is ze een wijze vrouw die graag helpt, de andere keer een boze en gefrustreerde heks. Die ambiguïteit is vergelijkbaar met de witte wieven maar houdt ook verband met de transformatie die de kunstenaar zelf ondergaat. In Mokhammads verhaal is er geen hut maar een lichaam op kippenpoten dat ze ziet als een huis waarin dingen veranderen en opnieuw vorm krijgen. Tegenover dit werk hangt een groot wandtapijt waarin Mokhammad opnieuw allerlei textielmaterialen en technieken combineert. Heel aandachtig speelt ze met verschillende soorten stof, ze haakt, speldt en zoomt om en tekent met kanten randjes en kraaltjes. De spelden vormen een ritme en zijn niet meer functioneel maar schildersmateriaal geworden. Op het wandtapijt staat een figuur, gehaakt van schapenwol, met een hoofd als een opengeklapte muts en een open vierkante vorm waar de navel zou zitten. In de zaaltekst lees ik dat Mokhammad transvrouw is, en sinds een jaar hormonen slikt. De lappen stof die ze gebruikte voor dit werk zijn de lakens waarin ze sliep voordat ze uit de kast kwam. Ze verving al haar beddengoed en gebruikte het oude in dit werk om te vertellen over de herinnering aan een ander lichaam. Ik denk aan het gat dat ik zie bij de navel, symbolisch gezien de plek in het lichaam waar het ‘ik’ huist. De plek van verbinding met je herkomst en tegelijk met je zijn. Precies daar is een gat, mist er iets of laat het gat juist ruimte voor een eigen invulling en een nieuw zijn?
Het een bestaat niet zonder het ander, in de natuur en in deze tentoonstelling. In de schilderijen van Mestriner kan de plant niet bestaan zonder zich te voeden aan de insecten die ze naar zich toe lokt, en in het werk van Mokhammad bestaat er geen ruimte voor het nieuwe ik zonder de oude lakens weg te doen. Die verbondenheid zie je overal in de expositie terug. DAUWPUNT is niet een tentoonstelling waarin het gaat over de individuele werken, maar over een gedeelde ervaring van de kunstenaars als groep. Het grote verschil met de witte wieven mythe is dat er hier geen verklaring nodig is. De beleving kan bestaan door de duiding los te laten.
De expo is te zien t/m 6 september in het Drawing Centre Diepenheim. De wittewievenkuil bij Lochem ligt zo’n 13 kilometer verderop.
Petra Boonstra
is beeldend kunstenaar en curator